Wie verlangt er (niet) terug naar de tijden vóór corona?
Wie verlangt er nog méér niet terug naar de tijden vóór corona? De gedachte bekroop mij kort geleden na een serie van drie (zoom)gesprekken met een groep van acht schoolleiders over hun professionele rol in deze tijd. De gesprekken gingen over veerkracht en het meenemen van wat waardevol was in deze tijd. Ineens was echter Rutte op tv. Daarna leek alles toch weer ingewikkelder te worden.
Deelnemers aan de gesprekken waren afkomstig uit het studenten- en alumni-netwerk van NSO-CNA. Ze werkten in VO (de meesten), het basisonderwijs en het MBO. Onderstaand een bespiegeling over wat in de gesprekken langs kwam.
Veerkracht: terugveren of doorveren?
Openingsvraag in de gesprekkenreeks was: waar denk jij aan bij ‘veerkracht’ als het gaat om jouw professionele rol? In het eerste gesprek vielen termen als grip houden en greep krijgen: in een tijd vol lege schoolgebouwen en contact-op-afstand-tussen-iedereen moet elke leidinggevende zichzelf opnieuw uitvinden. Velen waren in gedachten bezig met veranderingen die ‘vóór corona’ gaande waren op hun school en waarvan men zich nu afvroeg, hoe het daar verder mee zou gaan. Daarop doorpratend kwam een intrigerend woordenpaar naar boven: wat bedoelen we eigenlijk met ‘veerkracht’: gaat het om terúgveren of dóórveren?
Dóórveren, met wie?
Terug naar hoe het was, of dóórgaan naar iets nieuws? In het tweede gesprek viel terugveren al snel van de wagen. Niet alleen omdat corona nog wel even bij ons blijft (terug-naar-hoe-het-was zit er voorlopig nog niet in), maar vooral omdat menigeen niet terug wilde. Een verrassende gelijkgestemdheid kwam op tafel: voor de meesten in ons groepje deed ‘terugveren’ vooral terugdenken aan veel gedoe en ‘oude groeven’ waar je niet wéér in terecht wil komen. Gedoe met je bestuur, met een MR, met ouders, met collega’s – met iedereen die bij jou als leider aanklopt als er (weer) eens iets niet klopt of anders loopt dan werd verwacht. Het mooie van de coronatijd was dat dit nu heel anders lag: als iedereen ontregeld is, vallen dat soort klachten heel erg mee…
Dóórveren dan? Het mooie van de coronacrisis was ook dat zoveel zaken lukten, die voorheen nooit konden. Dat verleidt tot mooie fantasieën over hoe de toekomst zou kunnen zijn. Maar er ligt ook vermoeidheid op de loer: hoe lang houden we het vol om te improviseren?, hoe lang lukt dat anderen om ons heen? En wat doen we met de verschillen tussen allerlei betrokkenen in en rond de school: moe vs. energiek, klaar om voor de klas te staan vs. angstig voor de ziekte (enz.). Worden die verschillen groter? Hoe verhouden we ons ertoe? Een conclusie in het tweede gesprek: de gebaande paden zijn verlaten, voorlopig komen we daar niet terug. Maar we moeten wel in gesprek met groepen in-en-rond de school, die elk hun eigen wensen en verlangens hebben en met wie we samen verder moeten de komende tijd.
‘Alle scholen gaan weer open’ (aankondiging op 19 mei): terug naar ‘het gedoe’?
We hadden het er niet zo om gepland, maar het derde gesprek zou starten op een avond dat de minister-president weer op tv kwam om te vertellen hoe het verder moest met corona. We keken een kwartiertje samen. Hoorden de MP vertellen dat middelbare scholen binnenkort weer open mochten, dat hij nog vóór de zomer echte lessen daar verwachtte (‘..niet alleen een mentoruurtje’) en dat hij jongeren vooral aanspoorde om hun invloed op te eisen in wat hen komende maanden op en rond hun school zou kunnen overkomen.
Niet iedereen was blij met het verhaal. Want we hadden het willen hebben over ónze eerste stappen in het leggen van verbindingen met ouders, besturen (…) over het verder gaan de komende tijd. Maar ineens leek een stroomversnelling gaande: apps liepen onmiddellijk vol, één gespreksdeelnemer had ter plekke iemand van de ouderraad op de lijn. Een ander maakte zich zorgen over de gezondheid van collega’s, spanningen in het docententeam of een ouderraad doe toch al teveel te vertellen had gehad de laatste tijd. Hebben we het nog in de hand om als school zelf te bepalen hoe je open kon gaan de komende tijd? ‘Daar moeten we dus de rug voor recht houden’, zo vatte een gespreksdeelnemer dit dreigende stemmingsbeeld treffend samen.
Doorveren of ‘nieuw gedoe’?
Terug naar de openingsvraag: terug naar vóór corona willen we niet. Want toen er helemaal niks mocht, had dat ook aantrekkelijke kanten. Echter: nu alles weer een beetje mag, lopen meningen snel uiteen. Opnieuw gedoe dus, zoals eerder?
Ik ben er optimistisch over. Want de verleiding is natuurlijk groot – zeker voor een vernieuwingsgezinde schoolleider (en wie wil dat niet zijn!) – om in vervolg op ‘..alles wat nu mogelijk bleek’ met dubbele kracht vooruit te stomen naar nieuwe vormen van onderwijs waarvan we nog maar het begin gezien hebben. Maar het mooie van de voorbije tijd was ook, dat niet alleen wij-schoolleiders maar ook allerlei andere betrokkenen – van huis uit werkend en op onszelf teruggeworpen – konden nadenken over wat we aan waardevols wilden meenemen naar de tijden die gaan komen. Eigenlijk wel een bijzonder moment dus, nu elk uit zijn ‘coronacocon’ te voorschijn komt.
Het geeft vast een boel gedoe. Maar ik zou er de voorkeur aan geven, om de confrontatie met wat elk uit-zijn-cocon-nu-meeneemt geen ‘gedoe’, maar ‘nieuw gedoe’ te noemen. Want het huis van de buurman komt maar ééns te koop. En wanneer krijgen we wéér een kans, om met alle betrokkenen rond onze scholen in gesprek te komen over wat we in de tussentijd* van waarde zijn gaan vinden bij wat er in het onderwijs gebeurt?
* In een eerdere blog typeerde ik de coronatijd als een ‘tussentijd’: de onbestemde periode, waarin oude verhoudingen achter ons liggen, maar nieuwe nog niet aangebroken zijn en voor een groot deel zelfs nog onbekend (https://www.nso-cna.nl/blogberichten/welkom-in-de-tweede-tussentijd-verschillen-overbruggen/)
Lees ook de eerder geschreven blog over de veerkracht.
Jan Hendriks, opleider NSO-CNA
Lees de interviews in onze reeks over leiderschapspraktijken in tijden van corona.