Persoonlijk Leiderschap
start 25 september 2019

MEL in het middelpunt: Module Omgevingsgericht Leiderschap

Dit bericht is geschreven op 1 april 2021

In onze serie ‘MEL in het middelpunt’ leer je meer over onze Master Educational Leadership. We zoomen in op wát studenten leren, hóe ze leren en welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen.

Hieronder staat de module Omgevingsgericht Leiderschap centraal. Studenten volgen deze module in fase 1 van de master. Daarnaast is deze module ook als losse opleiding te volgen.

Aan het woord zijn Jan Hendriks en Frans Grobbe, docenten van deze module.

Wat leren studenten in de module Omgevingsgericht Leiderschap?

Frans GrobbeJan Hendriks, Docent NSO-CNA Leiderschapsacademie
Frans:  “In deze module gaan studenten aan de slag met actuele vraagstukken op de grens van  binnen én buiten rond hun school. Vraagstukken dus, waar ze alleen met ánderen het antwoord op kunnen geven.

Dit brengt schoolleiders in een nieuwe positie. Binnen de schoolmuren immers is een schoolleider de baas: zij spelen een bepalende rol, ze kennen de mensen die betrokken zijn. Maar buiten de school? Daar zijn schoolleiders nergens de baas, moeten afwachten wie er meedoet en zijn ‘slechts’ 1 van de spelers.”

Jan: “Toch wil je iets voor elkaar krijgen. Hoe doe je dat? Daarover gaat deze module. We leren schoolleiders om te denken in scenario’s (want de toekomst staat niet vast), coalities (want die heb je nodig), prioriteiten (want de buitenwereld is groot: waar moet ik me op richten?) en tactische vragen zoals ‘hoe benader ik mensen buiten’, ‘wie moet ik als eerste óm zien te krijgen’.

Er hoort ook een bijzondere blik naar binnen bij, naar de eigen schoolorganisatie: hoe zorg ik dat we wáár kunnen maken wat we buiten beloven?

In deze module verleiden we studenten om hun weg in die complexiteit te vinden, na te denken over keuzes en ook praktisch ermee om te gaan.”

Hoe leren studenten omgaan met de omgeving?

Jan: “Daarvoor reiken we instrumenten en invalshoeken aan. Deelnemers oefenen in de toepassing ervan in een eigen casus rond hun school. Gaandeweg bouwt elke deelnemer rond die eigen ‘netwerkcasus’ aan een steeds gedetailleerdere aanpak. Die aanpak neem je mee naar huis: een advies aan de eigen school.

Daarbij oefenen de studenten een belangrijke eerste stap: een ‘stakeholderbijeenkomst’ die zij beleggen met belangrijke partijen rond hun casus. Ze doen dat in het echt – spannend is dat vaak.”

Frans: “Ook persoonlijk leiderschap speelt een grote rol. We staan stil bij de typische emoties in het samenspel met buiten: bij jezelf, bij ‘de ander’ die met jou te maken krijgt en bij ‘achterbannen’ binnenshuis.

De dynamiek van samenwerken is daardoor buiten vaak heel anders dan we binnenshuis gewend zijn. Het is nodig om daarop verdacht te zijn: ‘hoe herken ik wat er speelt, hoe laat ik me erdoor beïnvloeden, hoe zorg ik dat het constructief blijft (enz.)?’

Wat zijn voorbeelden van vraagstukken buiten, die je samen met anderen aan kunt pakken?

Frans: “Elke deelnemer kiest zijn eigen casus. Ik noem wat voorbeelden van het voorbije jaar:

1. Het lerarentekort
Iedere schoolleider in deze tijd krijgt te maken met het lerarentekort. De oorzaken daarvan liggen veelal buiten het onderwijs. De gevolgen spelen in je eigen school, maar ook in een omvangrijk netwerk eromheen: collega-scholen in de buurt, lerarenopleidingen, uitzendbureaus, gemeente, het bestuur misschien ook waar je onder valt.

De student onderzoekt hoe je anderen kunt betrekken om oplossingen te vinden. Je denkt na over scholen in je omgeving: in hoeverre ben je lotgenoot, waar ben je concurrent? Wat hebben ándere partijen voor belangen: wanneer wordt het voor hén aantrekkelijk om afspraken met jouw school aan te gaan? Kun jij jouw plan voor hen aantrekkelijk máken? En soortgelijke vragen in de eigen kring: hoe ligt dat binnen je bestuur, wat maakt het voor hén aantrekkelijk om jouw initiatief te steunen?

Om vervolgens een strategie te bepalen. We hopen op die manier verder te komen dan: ‘Wij zorgen dat wij de leukste school zijn, zodat iedereen bij óns wil werken.’ Want dat wil iedereen…”

2. Terugloop van het leerlingenaantal
Veel scholen in het voortgezet onderwijs zien hun leerlingenaantal teruglopen. Dat kan aan factoren in de school liggen, maar vaker moet de oorzaak buiten de school gezocht worden.

Vergrijst de omgeving? Zijn andere scholen aantrekkelijker, en waarom dan? Wat is er aan concurrentie bijgekomen (modieus of niet)?  Wat zijn nieuwe school- en samenwerkingsconcepten? Hoe wordt het voor een basisschool aantrekkelijk om ouders op jouw spoor te zetten?“

3. Durf en elkaar stimuleren

Jan: “Hier wil ik nog een 3e voorbeeld aan toevoegen. Niet alleen vanwege de inhoud, maar ook omdat het voorbeeld iets laat zien van wat het meedoen aan de module voor deelnemers betekent:

Het vraagstuk in de casus betrof zorgen die op een aantal scholen leefden vanwege de oprichting – dichtbij – van een nieuwe islamitische school. Dat zou wel eens veel leerlingen kunnen kosten. Eén deelnemer bracht de casus in, met de gedachte dat het zin zou kunnen hebben om samen met de andere bezorgde scholen na te denken over hoe met de situatie om te gaan.

Toen we die casus in de cursusgroep bespraken, verliep dat in een sfeer van aandacht en intense betrokkenheid, vooral omdat méér deelnemers uit diezelfde omgeving kwamen en de vraag herkenden.

Uit nieuwsgierigheid gingen we dat gesprek met andere ‘bezorgde scholen’ – dat nog moest plaatsvinden – eens ‘op het droge’ uitspelen tijdens de module. Toen dat gebeurde kwam al snel de vraag op, wat het bestuur van die nieuwe islamitische school er eigenlijk van zou vinden wat hier gebeurde. En wat er zou gebeuren als dat bestuur óók aan tafel zat.

In een rollenspel is het antwoord op zo’n vraag niet moeilijk: we gaan dat proberen!  Eén van de ‘toeschouwers’ nam daarom de rol op zich. En er ontstond, toen dat gebeurde, meteen een boeiende, want héél andere gespreksdynamiek rondom de tafel. In de nabespreking groeide de nieuwsgierige betrokkenheid nog méér: wat zou kunnen gebeuren als de inbrenger van de casus dit ook ‘in het echt’ zo aan zou pakken? Aangemoedigd door collega’s uit de buurt besloot deze deelnemer dat inderdaad te gaan doen.”

Voor wie is OGL interessant?

Frans: “Deelnemers aan de master komen vaak vanuit een achtergrond waarin hun leidinggeven zich vooral binnenshuis afspeelt: ‘buiten’ is echt ‘buiten’ en ze doen er weinig mee – alleen als het niet anders kan. Meedoen aan OGL betekent voor hen vaak, horen we terug in evaluaties, dat hun ogen opengaan voor wat je ‘buiten’ kunt ondernemen. Deelnemers worden daar nieuwsgierig van.

En wat het derde voorbeeld ook laat zien: het gaat vanaf dat moment niet alleen om het bedenken van wat je buiten de deur zou kunnen, er is ook durf voor nodig om het te doen. In OGL stimuleren deelnemers elkaar daartoe.

Dát is omgevingsgericht leiderschap. Dát is wat onze deelnemers in de module leren.”

De opleiding

De Master Educational Leadership bestaat in het eerste jaar o.a. uit 4 modules die ook los te volgen zijn:

Daarnaast zijn er in de MEL 4 leerlijnen. Een leerlijn komt in het hele curriculum – impliciet of expliciet – terug. 

Spring naar toolbar