Persoonlijk Leiderschap
start 25 september 2019

MEL in het middelpunt: Module Visiegestuurd Leiderschap

Dit bericht is geschreven op 15 april 2021

In onze serie ‘MEL in het middelpunt’ leer je meer over onze Master Educational Leadership. We zoomen in op wát studenten leren, hóe ze leren en welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen.

Hieronder staat de module Visiegestuurd Leiderschap centraal. Studenten volgen deze module in fase 1 van de master. Daarnaast is deze module ook als losse opleiding te volgen.

Aan het woord is Gelbrich Feenstra, docent van deze module.

Wat leren studenten in de module Visiegericht Leiderschap?

“In één zin: richting geven aan de school vanuit een gedeelde visie op leren en onderwijzen.

On-mis-baar voor iedere onderwijsorganisatie. Want: hoe zou je anders moeten sturen? Zonder visie doet iedere docent wat hij of zij zelf belangrijk vindt, op de manier waarop hij of zij denkt dat het moet. Ieder met de eigen onderbouwing, en een eigen idee over wat het beste werkt in het leren van leerlingen. Voor leerlingen levert dat vaak verwarring op.”

Wie bepaalt de visie? De leidinggevende?

“Nee, een visie bepaal je gezamenlijk. Sommige schoolleiders denken: ik verdiep me, ontwikkel mijn visie, schrijf dat op, bespreek het een keer en dat is dat. Maar daarmee ben je er niet.

Docenten – maar eigenlijk de hele schoolorganisatie – moeten bij het ontwikkelen van de visie betrokken worden. Zodat ze erachter staan, en het daadwerkelijk uitvoeren in hun onderwijs.

Die vertaling naar de klas: daar gaat het vaak mis. Want je visie mag niet bij hoogdravende frasen blijven. Staat er bijvoorbeeld ‘de leerlingen krijgen keuzevrijheid’? Heel mooi, maar hoe zie je dat in de praktijk terug?

Een goede visie gaat over hoe het leren plaatsvindt en is richtinggevend voor de vormgeving van het onderwijs. Het liefste onderbouwd met wetenschappelijk gefundeerde inzichten over leren. Daarmee is de visie richtinggevend voor iedereen in de organisatie.

Deze module gaat dan ook over veel meer dan hoe je aan een visie komt. Het gaat nadrukkelijk om hoe je een gedragen visie ontwikkelt, onderbouwd met wetenschappelijke inzichten en uitvoerbaar maakt in de praktijk.”

Hoe ziet dat proces er dan uit?

“Het belangrijkste is dat de schoolleider het proces niet alleen doorloopt, maar samen.

Het begint met nagaan wat er in de huidige visie staat en wat daar van terechtkomt. Dan beantwoord je gezamenlijk de vraag waarom er een nieuwe visie nodig is.

Vervolgens ga je met elkaar het gesprek aan over ieders onbewuste opvattingen. Je stelt dan vragen als: ‘Wat denken we dat ‘goed leren’ is?’, ‘Wat past bij onze doelgroep?’ Wat je dus doet, is ieders individuele visie expliciet maken en daarmee ter discussie stellen.

Daar haal je de gemene deler uit: waar zijn we het over eens? En heel belangrijk: is dat eigenlijk ook wetenschappelijk onderbouwd? En toekomstbestendig? En wat vinden onze leerlingen (en ouders) ervan? Waaruit volgt waar je de visie moet aanscherpen en preciseren.

Dan volgt de vertaling naar de praktijk: hoeveel komt er nu al concreet terecht van onze nieuwe visie? Hoe ziet onze visie er in de praktijk eigenlijk uit? Je kunt pilots uitzetten om uit te proberen wat goed werkt.

Eenmaal tot een gezamenlijk visie gekomen, die ook nog eens goed uitvoerbaar is? Dan is de visie geen papieren realiteit meer.”

Waar zitten de uitdagingen in dit proces?

“Er zijn veel uitdagingen. Misschien wel de grootste is: op een goede manier de dialoog aangaan over eenieders opvattingen.

Neem docenten: die hebben stuk voor stuk een visie op leren. Maar vaak zijn dat onbewuste opvattingen en overtuigingen. Praktijkwijsheden, die ze hebben opgedaan tijdens hun opleiding, in de klas en door het kijken naar anderen.

Desalniettemin zijn ze behoorlijk overtuigd van hun opvattingen. Als je daar een gesprek over wilt voeren, hoor je al snel: ‘Maar zo doe ik het altijd.’ De schoolleider zegt dan: ‘Maar ik wil het anders.’ Waarop de docent antwoord: ‘Tja, dat is ook maar een mening. Waarom is jouw opvatting beter dan die van mij?’

Op deze manier loopt de dialoog snel dood. Maar als je de juiste vragen stelt, wordt het gesprek opeens wél waardevol. Als iemand bijvoorbeeld een stellige opvatting poneert, kun je vragen: ‘Hoe kom je aan die opvatting? En waar is die op gebaseerd?’

Er is veel onderzoek gedaan naar leren. Het is toch zonde om dat niet te gebruiken? Als schoolleider sta je steviger als je daarvan kennis hebt genomen. En weet je beter welke vragen je kunt stellen. Alleen door dialoog en inzicht, lukt het om opvattingen in beweging te krijgen. Een ‘welles-nietes’-discussie is zelden vruchtbaar.”

Dat is dus echt veel werk voor een leidinggevende

“Ja, maar enorm belangrijk werk. Een gedeelde en gedragen visie geeft richting en sturing aan het handelen. Het maakt het leiderschap makkelijker: er is altijd een toetssteen waar je alle beslissingen aan kan toetsen.

Het maakt jouw leiderschap ook transparant en voorspelbaar. Iedere docent weet al hoe jij beslissingen afweegt. Daarmee neemt de ruimte om zelf besluiten te kunnen nemen voor docenten toe.

Je moet weten wat je eigen visie is, hoe je de dialoog aangaat, hoe je iedereen meeneemt in het proces, én het verschil tussen theorie en praktijk zien en beide beter in lijn kunnen brengen.

Ondertussen gaat het onderzoek naar wat ‘goed leren’ is door. Het is natuurlijk zonde als daar in de klas niets mee gebeurt. Dus het is ook de bedoeling dat je je onderwijs en dus je visie voortdurend verbetert op basis van de nieuwste inzichten.

Soms moet je je visie per college en opleiding verfijnen. Want het is enorm afhankelijk van je doelgroep: de leerling. Denk aan het mbo: die hebben met veel verschillende doelgroepen te maken. Een techneut leert misschien wel anders dan een nagelstyliste.

Iedere school wil de leerling centraal stellen. En terecht, natuurlijk. Daarom zie je die intentie vaak terug in de visie. Maar hoe doe je dat in de praktijk? Nou, om te beginnen dus door dat al bij het ontwikkelen van de visie te doen!”

De opleiding

De Master Educational Leadership bestaat in het eerste jaar o.a. uit 4 modules die ook los te volgen zijn:

Daarnaast zijn er in de MEL 4 leerlijnen. Een leerlijn komt in het hele curriculum – impliciet of expliciet – terug. 

Spring naar toolbar