Persoonlijk Leiderschap
start 25 september 2019

Frans Grobbe en Jan Hendriks over Omgevingsgericht Leiderschap

Dit bericht is geschreven op 23 april 2025

In Fase 1 van de Master Educational Leadership (MEL) volg je 4 modules:

Voor deze modules kun je jezelf ook als aparte opleiding (los van de MEL) inschrijven.

In dit interview zijn docenten van de module Omgevingsgericht Leiderschap aan het woord: Frans Grobbe en Jan Hendriks. Zij vertellen over de inhoud van de module en het belang voor schoolleiders.

Frans en Jan zijn beiden verbonden aan NSO-CNA en aan AO Organisatieontwikkeling, een organisatieadviesbureau gericht op samenwerking tussen organisaties. Vanuit die achtergrond geven zij invulling aan  Omgevingsgericht Leiderschap, een module waarin het erom gaat om vanuit de visie en  belangen van de school samenwerking te realiseren in en met de buitenwereld.

Wat is Omgevingsgericht Leiderschap?

Jan: “Omgevingsgericht Leiderschap is het productief maken van samenwerking van de school met buiten, meestal andere (school)organisaties, maar soms ook ouders of de buurtomgeving. Je zoekt samenwerking op vanuit wat jij als school belangrijk vindt en gedaan wil krijgen, in zekere zin vanuit je eigen  kring of ‘bubbel’ dus. De kunst is om vervolgens zó te handelen, dat anderen met je mee gaan doen – niet per se omdat zij het in alles met je eens zijn, wél omdat zij – vanuit hún visie en belangen – in het samenwerken met jou óók zaken kunnen realiseren die voor henzelf belangrijk zijn.

Je kunt ook zeggen: Omgevingsgericht Leiderschap is leidinggeven ‘tussen de bedrijven door’ en op de grenzen van meerdere partijen rond de school. Een thema van deze tijd, misschien: Iedereen lijkt toch vooral het eigen gelijk en belang te zien. Hoe ga je daar voor je school goed mee om?

Wij nodigen schoolleiders uit om vanuit een zekere distantie te kijken naar die bubbels – die van anderen én van jezelf. Vervolgens kun je vanuit die diagnose daarmee beter leren omgaan, het contact met de ander productief maken.”

Frans: “Dit is een steeds belangrijker deel van het werk van schoolleiders: verschillende partijen op een goede manier met elkaar in contact brengen, samen dingen bereiken waarvoor we van elkaar afhankelijk zijn. Denk aan doorlopende leerlijnen tussen scholen, betere werkrelaties met het bedrijfsleven voor leer-werktrajecten en werken aan passend onderwijs.

Dit soort vraagstukken los je per definitie niet (meer) op binnen de grenzen van je eigen school. Daarvoor moet je een beroep doen op meerdere partijen en/of organisaties. Dat zien schoolleiders ook: ze kunnen bijvoorbeeld van alles bedacht hebben in en voor hun eigen wereld, maar het is niet vanzelfsprekend dat anderen daarin meegaan.”

Zijn schoolleiders zich bewust van het belang van Omgevingsgericht Leiderschap?

Jan: “Ja. Vrijwel alle schoolleiders vinden dit een belangrijk onderwerp. Maar de mate waarin ze succesvol zijn in deze leiderschapspraktijk is wisselend, voor een deel is het ook nieuw.

Dat is ook niet zo verwonderlijk: een schoolleider heeft als primaire taak om de eigen ‘fabriek’ draaiende te houden. Maar wil je bepaalde dingen voor elkaar krijgen, is er toch een hele buitenwereld waar je iets mee moet, die je vaak gewoonweg nodig hebt.”

Frans: “Sommigen vrezen onbewust de ‘boze’ buitenwereld. Maar daar ligt ook de uitdaging voor ons als docenten: die buitenwereld  verkennen en ook aantrekkelijk maken, omdat je daar mooie dingen kunt bereiken die voor je leerlingen van grote betekenis zijn.

Allereerst is het dan belangrijk je beter bewust te worden van die externe omgeving en wat de condities zijn voor samenwerking.  Soms is het zo  dat een goede samenwerking er simpelweg niet inzit. In dat geval hoef je er ook geen energie meer in te stoppen, wat uiteindelijk ook ‘winst’ is.”

Hoe gaan jullie precies te werk bij de module?

Frans: “We vragen studenten een actueel samenwerkingsvraagstuk van hun school met de buitenwereld in te brengen als casus. Oftewel: een situatie waarin ze zich afhankelijk voelen van  anderen  buiten de school, om met diegenen iets voor elkaar te krijgen wat logisch lijkt maar niet vanzelf gaat. Wat zijn de verhalen en verhoudingen rond dit vraagstuk?

Zo zijn er bijvoorbeeld studenten die beter contact willen met andere scholen, zodat  leerlingen beter de overgangen tussen scholen kunnen maken tussen scholen.” Iets wat logisch lijkt maar steeds maar niet van de grond komt. Waarom?

Jan: “Of studenten die samenwerking zoeken met andere scholen in de regio én het bedrijfsleven. Met als doel een curriculum te ontwikkelen dat het techniekonderwijs verbetert, met betere aansluiting op de arbeidsmarkt.

Hoe gaan studenten aanvankelijk om met die vraagstukken?

Jan: “Een valkuil van veel schoolleiders is dat ze bij dit soort casussen automatisch vanuit het belang van de school denken en anderen daarin méé proberen te krijgen. Een soort preken dus van het eigen gelijk en voor de eigen parochie, in de hoop dat anderen dan wel zullen helpen.

Dan gaan VO-scholen de collega’s uit het primair onderwijs bijvoorbeeld uitleggen waarom ze niet te hoog moeten adviseren in groep 8. Maar als je zo begint, weet je al wat er gebeurt: dan geven de PO collega’s aan dat zij te maken hebben met ouders, die juist druk leggen op hoger schooladvies.

Dat is een van de eerste dingen waar we het in de module over hebben: je hebt geen positiemacht of vanzelfsprekend gelijk in een netwerk. Je kunt anderen niet dwingen, want die zitten gevangen in hun eigen ‘gelijk’ en hebben hun eigen belangen waar ze rekening mee moeten houden. Het gaat echt om samenwerking, wat betekent dat je ook op zoek moet gaan naar de voordelen voor de ander. Je moet je inleven, anders is de kans klein dat je iets voor elkaar krijgt.”

Frans: “Dat vergt allereerst een goede analyse van het vraagstuk en de contextuele omgeving. Vervolgens kun je de transactionele omgeving in kaart brengen. Oftewel: met welke partijen moet je zakendoen rond je vraagstuk en wat zou het voor hen interessant kunnen maken?

Wanneer studenten dan eenmaal weten met wie ze zaken zouden willen doen, dan krijgen ze de opdracht een concrete bijeenkomst met hen te organiseren rond het vraagstuk. En wel met zo’n uitnodiging dat die stakeholders óók geïnteresseerd raken. Bijvoorbeeld – bij bovenstaand voorbeeld – door uit te gaan van de besprekingsvraag ‘Hoe kunnen wij er samen voor zorgen dat we ouders stimuleren het beste uit hun kind te halen, maar daarin niet te overdrijven?’

Dan komt er vaak een uitwisseling van ideeën op gang. Dan zegt po bijvoorbeeld: ‘OK, wij kunnen misschien wat zuiniger zijn met adviezen, maar dan willen wij ook wat hulp van jullie bij voorlichting aan ouders over een succesvolle middelbare schoolcarrière. Kunnen jullie op onze ouderavond komen?’”

Jan: “Het organiseren en begeleiden van die stakeholderbijeenkomst is de meesterproef van de module. Daarbij hoort ook dat de resultaten van de bijeenkomst een vervolg krijgen in de eigen organisatie. Want dat is de laatste stap: de student zit aan tafel met de buitenwereld, maar moet de samenwerkingsafspraken vervolgens óók nog werkend krijgen in de binnenwereld. Daarbij speelt dan weer dat je óók binnenshuis niet uit mag gaan van je eigen vanzelfsprekende gelijk en – bijvoorbeeld – het gevaar om de hoek ligt dat je je eigen school overvraagt met nieuwe initiatieven.”

Hoe zit het met de eigen bubbel van studenten?

Jan: “Dan heb je het over hun Persoonlijk Leiderschap, en die leerlijn zit ook verweven in de module. Want inderdaad: elke student leeft ook in eigen bubbels: waarmee identificeren zij zich? Wat houden ze – bewust of onbewust – op afstand? Dat is een belangrijk stuk zelfkennis.

Zij worden – zowel in- als extern – onvermijdelijk geconfronteerd met een manier van kijken die niet ‘eigen is’. Met waardesystemen waar ze het niet mee eens zijn.”

Frans: “Om daarmee om te gaan, is manoeuvreerruimte nodig in het eigen hoofd, rond eigen ambities en het vermogen de creativiteit niet kwijt te raken die je zo nodig hebt. Zodat je oog houdt voor mensen die anders naar de wereld kijken dan jijzelf en waar je afspraken mee wilt maken. Zodat je niet te veel terugvalt op het eigen gelijk als de samenwerking even moeilijk wordt.”

Hoe komt Omgevingsgericht Leiderschap terug in fase 2 van de MEL?

Frans: “De competenties die ze tijdens de module leren, hebben ze in fase 2 van de MEL opleiding hard nodig. Dan passen ze immers alle kennis uit de vier modules toe op een nog ingewikkelder vraagstuk. Die vraagstukken zijn vaak hardnekkig, juist ook door hardnekkige verhalen en verhoudingen  die rond het vraagstuk zijn ontstaan. De mate van sociale complexiteit neemt toe.”

Jan: “Wij merken ook dat vastzittende verhoudingen en verhalen een steeds grótere rol spelen bij de hardnekkigheid van die vraagstukken.

Daarom is het zo belangrijk dat wij studenten bijbrengen dat het niet helpt om vanuit één invalshoek een meer-partijen vraagstuk te sturen. En dat de oplossing dan níet is om het vanuit één belang te proberen op te lossen. Dan sluit de samenwerkingsruimte zich, en krijg je minder in plaats van meer medewerking.”

Frans: “Opvallend is dat het denken vanuit Omgevingsgericht Leiderschap ook steeds meer nodig is in de binnenwereld van schoolorganisaties. Die wordt namelijk ook steeds groter en complexer. Ook dáár zijn steeds meer verschillende partijen met eigen vertrekpunten, die samen moeten werken.”

Jan: “Velen geven aan zich nooit gerealiseerd te hebben dat je zo systemisch en systematisch naar de omgeving kunt kijken en er mee kunt werken. In plaats van dat het iets is wat je overkomt en waaraan je je maar hebt aan te passen.

Maar ook dat de omgeving iets is wat je samen soms nog moet definiëren. Zo zijn studenten het niet altijd eens of ouders nu tot de binnen- of buitenwereld van de school behoren.”

Frans: “Tegelijkertijd beseffen ze ook hoe belangrijk evenwicht is tussen binnen en buiten: dat je niet met ieder goed idee van buiten mee hóeft te gaan, als dat binnen niet mogelijk is. De schoolleider op de grens van binnen en buiten heeft een taak in het bewaken van die balans.

Al met al ontdekken ze een nieuwe dimensie aan hun werk. En omdat ze dankzij de aanpak die wij ze aanreiken het gevoel hebben dat ze er echt iets mee kunnen, stappen ze bewust(er) en vaker naar buiten.

We zien dat ze zo al tijdens de opleiding mooie dingen bereiken rond hun praktijkkwesties. En dat is uiteindelijk winst voor ons allemaal.”

Meer informatie over de opleiding

De Master Educational Leadership bestaat in het eerste jaar o.a. uit 4 modules die ook los te volgen zijn:

 

Spring naar toolbar