Jaap Folkersma: “Schoolleiderschap ontstaat uit het verlangen iets te willen bereiken“
Jaap Folkersma is docent Oriëntatie op Leiderschap bij NSO-CNA, én directeur op het Elzendaalcollege Boxmeer. In de oriëntatiecursus ontdekken de deelnemers of schoolleiderschap bij hen past. Wij vroegen Jaap hoe hij zijn visie en ervaring als leidinggevende daarbij inzet.
Wat is jouw visie op schoolleiderschap?
“Voor mij is de basis dat leervragen die leerlingen meebrengen, ónze leervragen moeten worden. Vervolgens hebben wij na te denken over hoe we die beantwoorden. Je kunt ook zeggen: daar hebben we iets te leren.
Neem nu AI. Of we nu willen of niet, kunstmatige intelligentie wordt de school binnengefietst. We hebben dus te leren hoe we die integreren en afbakenen in ons onderwijs. Oftewel: wat is AI precies? Hoe kunnen we die op gepaste wijze inzetten? Wat doen we wel en wat niet? En wat hebben wij én de leerlingen dan te leren daarin?
Zo zijn er talloze voorbeelden te bedenken, die veelal verdergaan dan de inhoud van ons onderwijs; het reguliere curriculum. Want veel van wat leerlingen op school leren, staat níet op hun diploma. Bijvoorbeeld over wie zij zijn, wie de ander is, hoe de wereld in elkaar zit. En allerlei vaardigheden, zoals op communicatief en sociaal gebied.”
Geef je de oriëntatiecursus om jouw visie over te dragen?
“Nee, absoluut niet. Ik gebruik mijn visie slechts om de deelnemers te bevragen op aspecten van leiderschap. Om zo naar boven te krijgen en te discussiëren over hoe zij hun éigen leren aanpakken. Over hoe het leren is ingericht in hun organisatie. En hoe zich dat verhoudt tot het leren van leerlingen.
Zo probeer ik ze op nieuwe sporen te brengen: waar leren nu eigenlijk over gaat, en hoe je ernaar zou kunnen kijken. Maar ook – en misschien wel vooral – ze zich bewust te laten worden van waarom ze de ambitie hebben om schoolleider te worden.”
Waar komt die ambitie om schoolleider te worden doorgaans vandaan?
“Vaak begint die ambitie bij leiderschap dat ze meegemaakt hebben van anderen. En dan kan het twee kanten op: óf zo willen ze zelf ook leidinggeven, óf juist níet. Maar als je het mij vraagt: daar gaat het helemaal niet om bij leiderschap.
En ik kan het weten, want ik was precies zo toen ik docent Nederlands werd. Dat wilde ik omdat ik op de middelbare school zelf een fantastische, inspirerende docent Nederlands had. Ik dacht dat ik ook zo moest worden. Totdat ik de opleiding deed, zelf voor de klas stond, en ontdekte: zoals hij het deed, kán ik het helemaal niet. Ik moest dus uitvinden wat voor docent ík was.
Zo werkt het ook bij schoolleiderschap. Het is niet de bedoeling dat je die ene inspirerende leider kopieert, of juist het tegenovergestelde doet. Schoolleiderschap is geen godgegeven kwaliteit, maar vakmanschap. Het gaat over de vraag: hoe verbind jij jóuw talenten daaraan?
Daarom ontmythologiseer ik schoolleiderschap ook graag tijdens de cursus. Want schoolleiders zijn geen godheden die alles kunnen en weten. Daarom vertel ik dat ik óók geen idee had waar ik mee bezig was toen ik afdelingsleider werd. Ook vertel ik hoe ik het nu doe, hoe ik daarbij nog steeds regelmatig uit de bocht vlieg, en hoe ik omga met mijn fouten.”
De oriëntatie gaat dus niet om laten zien wat ‘goed’ schoolleiderschap is?
“Nee. Ik zet mezelf niet neer als ‘goed voorbeeld’. Het gaat niet om het leiderschap dat ik breng, maar om het leiderschap dat ZIJ te brengen hebben. En dat begint met hun verlangen om schoolleider te worden: wat wíllen zij eigenlijk? Welk onderwijs verlangen zij te bewerkstelligen, en hoe kunnen zij hun talenten gebruiken om dat dichterbij te brengen?
Daarbij mogen ze heel eigen ideeën hebben over waar schoolleiderschap over gaat. Kijk, ík vind dat het moet beginnen bij leerlingen en hun leervragen, en het verlangen daar iets in te bereiken. En dus niet bij de begroting of de inrichting van de schoolorganisatie. Ik vind dat veel scholen veel te veel bezig zijn met dat soort organisatievraagstukken, en te weinig over leervraagstukken.
Maar nogmaals: daar mag elke schoolleider anders over denken. Bovendien kan geen enkele schoolleider het alleen. Je moet als leidinggevende juist mensen om je heen verzamelen die jouw eigen perspectieven uitdagen en verscherpen. Zodra ik ga denken dat ik in mijn eentje alles kan en weet, wordt het gevaarlijk.”
Hoe reageren de deelnemers op dit ‘ontmythologiseren’ van schoolleiderschap?

“Heel geruststellend, vooral. Dat lees ik ook terug in de evaluaties. Dat ze fouten mogen maken, dat ze niet alleswetend en alleskunnend hoeven te zijn. Net als fietsen: je kunt het alleen maar leren door te dóen.
Ik geloof dat iedereen met een goed stel hersens, goede communicatieve vaardigheden en de mogelijkheid om te reflecteren, leidinggevende kan worden.
En ik geloof dat schoolleiderschap er écht toe doet. We hebben het steeds over het docententekort, maar er is ook een tekort aan goede leidinggevenden. Laten we onze mensen dan ook blijven uitnodigen om te ontdekken of het bij ze past. En daarbij vooral zelf te laten zien hoe wíj nog steeds aan het leren zijn als leider. Hoe spannend en verdrietig dat kan zijn. Zodat meer mensen het zelf aandurven.
Dáárom geef ik deze cursus. Zo sta ik zelf aan de basis van nieuwe lichtingen schoolleiders. Ik hoop hen te inspireren, zaadjes te planten.”
Overtuig je iedere deelnemer tijdens de oriëntatiecursus om schoolleider te worden?
“Nee, en dat is ook helemaal niet de bedoeling. Er zijn ook mensen die bij mijn verhalen over leiderschap ontdekken dat ze het eigenlijk niet echt willen. En dat hóeft voor mij ook niet. Want het is geen makkelijke weg. Schoolleiderschap is hard werken en ploeteren. Je komt telkens weer voor complexe vraagstukken te staan. En dat moet je écht leuk vinden.
Wat ook belangrijk is: je moet schoolleider willen worden omdat je ergens naartóe wilt, en niet ergens van weg. Zo doen sommige deelnemers mee aan de oriëntatie omdat ze niet meer voor de klas willen staan. Dat is niet de juiste motivatie; dan moet je eerst onderzoeken waarom je niet meer wilt lesgeven.
Immers: voor de klas ben je óók een onderwijskundig leider. Aspecten waar je in de klas van weg wilt, kom je ook weer tegen als schoolleider. Anders gezegd: je moet geen leider worden, gebaseerd op wat je niet meer wilt. Je moet leider willen worden vanuit een intrinsiek verlangen naar wat je wél wilt bereiken in het onderwijs. Wat dat is? Dat moet ieder voor zich uitmaken. Het is mijn taak om iedere deelnemer te helpen dat te ontdekken.”