Leiderschapspraktijken in tijden van Corona – deel 16
Het zijn bijzondere – om niet te zeggen ronduit rare – tijden. Ook NSO-CNA wordt uitgedaagd creatief om te gaan met de coronacrisis. Dat lukt, maar wel met vallen en opstaan. Het is een tijd van actie, maar ook van leren. Dat geldt natuurlijk ook voor schoolleiders en hun teams.
We vroegen daarom onze studenten, schoolleiders, opdrachtgevers, docenten en bureaumedewerkers hoe het ze vergaat. Wat er goed gaat en wat beter kan. En wat we meenemen naar de toekomst, als alles straks weer ‘normaal’ is.
In aflevering 16 van Leiderschapspraktijken in tijden van Corona.
Jasmijn Kester, lid College van Bestuur Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort (KPOA)
We moeten loskomen van de schijntegenstelling leerachterstand/leerwinst
Wie deze reeks gevolgd heeft, heeft het vaak langs zien komen: schoolleiders hebben veel behoefte aan evaluatie wanneer de crisis geluwd is. Wat is er allemaal gebeurd de afgelopen periode? Wat ging er goed? Wat niet? En vooral: welke lessen leren we daaruit voor de toekomst van het onderwijs?
Welnu, de crisis ís ietwat geluwd. Jasmijn Kester is samen met haar medebestuurders en teams al volop de balans aan het opmaken. En dat begint met het stellen van de juiste vragen…
De basisscholen zijn sinds 1 juni weer helemaal open. Hoe is dat bij jullie gegaan?
“Onze stichting heeft 17 basisscholen. Die kregen allemaal de ruimte om zelf aan de slag te gaan om te voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Als bestuur probeerden we zo min mogelijk te sturen, en vooral te ondersteunen en faciliteren waar nodig.
Daarbij hoort ook oog hebben voor personeel dat nog angstig is voor het virus en/of in de risicogroep vallen. We hebben goede lijnen met onder andere de artsen en GGD, zodat we snel actie kunnen ondernemen als dat nodig is.
Uiteindelijk draait het om de kinderen: zorgen dat zij weer onderwijs kunnen krijgen in die minimaatschappij die we school noemen. Want dat is en blijft een belangrijke plek voor ze, een plek waar ze het leven oefenen.
We kijken terug op een goede week. Ondertussen merken we dat we nu ruimte krijgen om te evalueren: wat voor periode hebben we eigenlijk achter de rug, wat hebben we geleerd en wat doen we met die kennis?”
Hoe pakken jullie die evaluatie aan?
“Zoals we de crisis ook zijn doorgekomen: samen. We evalueren binnen ons bestuur, met de teams op de scholen, maar óók stichtingoverstijgend.
Binnen KPOA hebben we aan het begin een coronacrisisteam opgericht. Inmiddels is het team niet meer zo actief. Deze aanpak gaan we evalueren : waarom hadden we dat team eigenlijk in deze samenstelling opgericht? Werkte dat altijd goed, wat werkte een beetje of soms ook helemaal niet? Wat doen we met die wetenschap? Die lessen nemen we mee naar een eventuele te verwachten tweede golf/opleving van het coronavirus.
Daarnaast hebben we het natuurlijk heel veel over het onderwijs: wat hebben we geleerd nu we dat totaal anders moesten inrichten omdat de leerlingen thuis zaten? Daarbij wil ik kijken naar wat het heeft betekent voor de ontwikkeling van de leerlingen, zónder in een discussie over leerachterstand/leerwinst verzeild te raken. Bovendien ligt dat ook gevoelig: leerkrachten betrekken het al snel op hun eigen functioneren. Maar daar gaat het niet over.
Het gaat om onderzoeken wat we zien in die ontwikkeling van kinderen. We weten al dat de ene leerling opbloeide tijdens thuisonderwijs, terwijl de andere juist vertraging opliep. En alles daartussenin, want het gaat hier niet om een tegenstelling. Het is er namelijk allemaal. Bij deze constatering moeten we de goede vragen stellen:
Waaróm floreerde een deel van de leerlingen? En waarom viel een deel juist terug? Welke factoren spelen mee in en rond het kind en zijn of haar omgeving (context)? Welke objectieve kijkwijzer zetten we in om naast onze eigen waarneming, ons gevoel en onze gesprekken een beeld te kunnen vormen, opdat we goed zicht hebben op de ontwikkeling? Wat zegt al deze informatie ons over wat er was, wat er is en wat er nodig is?
Díe inzichten vertalen we vervolgens naar het doorontwikkelen van ons onderwijs: hoe kunnen we leerlingen meer maatwerk bieden op school, om recht te doen aan hun talentontwikkeling, groei en bloei (kortom: leren)? Dat geldt ook voor de professionals: hoe kunnen we bijvoorbeeld leerkrachten meer op hun talenten aanspreken, zodat zij die optimaal kunnen gebruiken om kinderen tot groei en bloei te laten komen?
Samen leren van de ontstane situatie, waar we vandaan komen, waar we nu staan en waar we naartoe willen bewegen (ons waartoe) is door de hele organisatie heen belangrijk.”
Wat bedoel je precies met ‘stichtingoverstijgende’ evaluatie?
“In coronatijd zijn we allerlei samenwerkingen aangegaan: met de besturen van andere stichtingen, maar ook andere organisaties zoals gemeentes, samenwerkingsverbanden, kinderopvangbranche, zorgorganisaties en maatschappelijke dienstverleners.
Daaruit zijn verschillende platformen ontstaan om kennis en ervaringen met elkaar te delen. Zo hadden we het interbestuurlijke platform voor onderwijs op afstand opgericht (‘we’ zijn niet alleen bestuurders, integendeel: schoolleiders, medewerkers met expertise op het gebied van ICT en onderwijs, medewerkers van de andere organisaties zoals gemeentes en SwV, iedereen was hierbij actief betrokken). Daar deelden we onze aanpak met elkaar: hoe doen jullie het, hoe doen wij het, wat kunnen we van elkaar leren, wat werkt wel, wat niet? Daar hadden we heel veel aan. Nu neemt die urgentie af en zijn we ook binnen dat platform volop aan het evalueren, mocht er een tweede golf komen.
Daarnaast hebben we een platform over kwetsbare kinderen. Samen met de andere stichtingen zeiden we: we gaan ervoor zorgen dat we deze kinderen in beeld hebben en indien nodig dat ze óók een plek kunnen krijgen op school, naast de kinderen van ouders met vitale beroepen. Waar nodig sprongen we voor elkaar bij. Datzelfde gold voor het regelen van devices, internet, etc.
Prachtig om die samenwerking te zien ontstaan zonder dat er andere belangen speelden, want er was een hoger doel: het waarom en waartoe is leidend.
Met beide platformen willen we een doorstart maken nu de crisis – voorlopig? – minder is. Want we kunnen veel meer van elkaar leren, óók los van corona. Zolang er energie en voortgang inzit zeg ik: doen!”
Welke gevolgen zie je nog meer voor het onderwijs?
“We houden nu al rekening met een mogelijke bezuinigingsslag. Want we weten nog niet hoe groot de economische recessie zal zijn. We verwachten wel dat het publieke stelsel hoe dan ook geraakt zal worden.
Op dit moment zijn er binnen onze stichting mooie ontwikkelingen gaande: trajecten voor zijinstromers, zzp’ers die zich aanbieden, allerlei wervingen, extra middelen voor ondersteuning voor kwetsbare kinderen & professionalisering. Daarnaast krijgt het onderwijs veel mooie en extra aandacht in deze tijd. Maar wat blijft daar straks van over als we moeten bezuinigen? Welke gevolgen heeft dit dan voor de ontwikkelingen die nu gaande zijn?
Ook dit vraagstuk/scenario pakken we mogelijk dan ook weer interbestuurlijk op.”
Wat heb je zelf geleerd als het om je eigen leiderschap gaat?
“Kernwaardes als verbondenheid, vakmanschap en vertrouwen komen in deze coronacrisis onder druk te staan. Het werken met programma’s als Teams en Zoom leent zich niet goed om elkaar op een ander level te ontmoeten. Ja, je kunt op deze manier technisch gezien besturen. Maar je krijgt weinig zicht op waar een ieder staat in zijn/haar ontwikkeling. Ook is vergaderen op afstand geen structurele oplossing om met elkaar samen te werken in zijn totaliteit: samenwerken aan het waarom en waartoe, aan de missie van de organisatie.
Een ontmoeting in real life is echt essentieel om elkaar te zien, aan te voelen, en echt aandacht voor elkaar te hebben. Dat is niet via een scherm te vangen. Besturen, (gedeeld) leiderschap en eigenaarschap zijn teamsporten, en die doe je nu eenmaal niet in zijn totaliteit online. Het is immers niet een game die we met elkaar spelen, geen virtual reality; het is écht reality.
Het is een open deur dat verbondenheid essentieel is in leiderschap. Maar wanneer die deur letterlijk gesloten wordt door veiligheidsrisico’s en eisen, dan wordt het pas echt voelbaar. Ik heb dus niet alleen maar de vruchten geplukt van het thuiswerken. Al helemaal niet omdat ik pas net gestart was in mijn rol als bestuurder en de 100 eerste dagen wel anders voor ogen had. Ik heb mij daarbij neergelegd, maar voor mij persoonlijk was het in het begin een zware kluif. Ik ervoer dit natuurlijk niet alleen, dus al snel ontstonden er dagelijkse facultatieve incheckmomenten via Teams. Ook was er veel telefonisch contact om verbonden te blijven en te zorgen dat je elkaar niet uit het oog verloor.
Ik moet dan ook eerlijk bekennen dat ik de ontmoetingen en overleggen via de online snelweg zat begon te worden en ik blij was weer naar kantoor te mogen en kunnen gaan. Alles hebben we daar ook goed ingericht conform de richtlijnen van het RIVM. Dat blijft wennen, maar we zijn eindelijk weer onder elkaar als collega’s, eindelijk weer samen het werk fysiek aan het oppakken met gebruik van gezond verstand en het hart. Dat voelt als een feestje. Het is dan ook zó belangrijk om dit te vieren met de leerlingen, collega’s én ouders/verzorgers, ook al is dat op 1,5 meter afstand.”
Welke persoonlijke lessen neem je mee naar de toekomst?
“Ondanks mijn blijdschap dat we weer naar ons werk toe kunnen, verwacht ik dat thuiswerken in de een of andere vorm blijft. Want het heeft ook voordelen: het scheelt tijd en reiskosten, verlaagt de druk op het OV en de snelwegen, en heel belangrijk: je draagt zorg voor het milieu.
Want kijk eens hoe de natuur nu opbloeit doordat we veel meer thuiswerken, er minder vliegverkeer is etc etc. Ook daar moeten we nadrukkelijker over nadenken, want onze beslissingen hebben vergaande gevolgen voor de wereld om ons heen. Uiteindelijk gaat het om ons eigen welzijn en die van de jongere generaties en zij die nog komen.
In het onderwijs is structureel thuiswerken natuurlijk wel ingewikkelder, want het is een intensief contactberoep. Maar daar waar het kan moeten we ons blijven afvragen: leent deze activiteit zich voor invulling en samenwerking op afstand? Zo ja, dan moeten we blijven overwegen om de activiteit op afstand in te vullen.
Daarnaast waren we de afgelopen tijd teruggeworpen op onszelf. We waren veel meer thuis, moesten daar werken en – degenen die kinderen hebben – thuisonderwijs geven, en dat allemaal afstemmen met onze partner om alles in goede banen te leiden…veel ballen om in de lucht te houden, wat ook voor nieuwe inzichten heeft gezorgd.
Kortom: het was in alle opzichten een periode van bezinning. Dat brengt een nieuwe focus, met name op wat nu echt van waarde is. Daar mogen we niet zomaar aan voorbij gaan.”
Jasmijn Kester is Lid van het College van bestuur van de Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort, lid van de onderwijsraad en alumnus van de Master Educational Management.
Lees ook de andere interviews over leiderschapspraktijken in tijden corona.
Interview: Arjan Jonker, Waardevolle Webteksten