Het netwerk van de beginnende leraar in het PO in kaart gebracht
Daphne Spekkers (2015)
Master Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam
Begeleiding: Virginie März, Lisa Gaikhorst, Femke Geijsel
Probleemstelling
In de literatuur is veel aandacht voor de begeleiding en ondersteuning van beginnende leraren bij het lesgeven in de klas. Maar beginnende leraren staan niet alleen voor de klas; ze zijn ook lid van een schoolorganisatie. Elke school kent haar eigen structuur en cultuur. Beginnende leraren maken zich via de interacties met hun omgeving deze structuur en cultuur eigen. Een goed ondersteunend netwerk helpt de beginnende leraar om hun eigen professionele rol binnen deze organisatie vorm te geven. In de praktijk blijkt dit netwerk echter vaak onvoldoende begeleiding en ondersteuning te bieden. Dit draagt eraan bij dat beginnende leraren een gevoel van isolatie ervaren en last hebben van botsende verwachtingen ten opzichte van andere teamleden en de directie. Om een beeld te vormen van het netwerk van beginnende leraren en de rol die zij binnen de organisatie vervullen heeft Daphne onderzoek gedaan naar de interacties van beginnende leraren.
Uitvoering van het onderzoek
Bij wie? Bij zeven beginnende leraren is het sociale netwerk onderzocht. Ze hadden allemaal minder dan een jaar werkervaring en zijn afkomstig van twee verschillende, reguliere (niet academische) pabo’s; drie van hen volgden aanvullend nog een master orthopedagogiek. Ze werkten op verschillende basisscholen, die wel allemaal onder hetzelfde schoolbestuur vielen.
Hoe? Deze leraren hebben een week lang al hun schoolgerelateerde interacties bijgehouden. Dit is gedaan met netwerkformulieren, waarop de leraar aangaf met wie en waarover zij sprak. Met deze gegevens is voor elke leraar het eigen netwerk in beeld gebracht. Daarna is elke leraar geïnterviewd over de inhoud van de interacties, de structuur van het netwerk en de persoonlijke ervaringen als beginnende leraar in de eigen school.
Resultaten
- Nabijheid, identificatie en vertrouwen zijn bepalend voor de structuur van het netwerk van de beginnende leraren.
In het netwerk van de zeven leraren zaten vooral collega’s die zich fysiek nabij de beginnende leraar begeven. Zo zitten de duo- of paralelleerkrachten logischerwijs in de kern van het netwerk. Maar ook de mate waarin de beginnende leraar zich kan identificeren met de ander doet ertoe: hoe meer identificatie, des te meer interactie. Bovendien is vertrouwen nodig voor de beginnende leraar, met name voor het zich kwetsbaar op durven opstellen. Is de collega eerlijk en deelt hij/zij de tekortkomingen van de beginnende leraar niet achter de rug om met andere collega’s?
- Kennis komt van collega’s en gaat vooral over het lesgeven in de klas.
De meeste interactie met duo- en pararelleerkracht bleek te gaan over het adviseren en informeren over de werkwijze in de klas. Denk aan: het delen van vakinhoudelijke kennis, uitwisseling over individuele aanpak van leerlingen en materiaal. De meeste inhoud in de interactie gaat vanuit de collega naar de beginnende leraar; of anders gezegd de beginnende leraar maakte gebruik van de kennis van collega’s. Geen van de zeven leraren kon voorbeelden noemen waarbij er andersom door collega’s juist gebruik werd gemaakt van inhoud of kennis van de beginnende leraar (bijvoorbeeld nieuwe ideeën vanuit de opleiding).
- De persoonlijke kijk op onderwijs van de beginnende leraren is hoofdzakelijk gericht op hun rol in de klas.
De beginnende leraren benoemden de uitdagingen waarmee zij in hun eerste jaar geconfronteerd werden vooral op het niveau van de klas en weinig op het niveau van de school. Gevraagd naar hun ideeën over goed onderwijs zagen zij dit alleen in relatie tot het geleverde onderwijs in de klas. De beginnende leraren richtten zich niet op hun rol of de rol van het team binnen de school als organisatie. Ze bleken niet goed te kunnen spreken over zichzelf en het team als organisatorische actoren die een rol spelen binnen de school als organisatie. Volgens de beginnende leraren was hiervoor ook geen aandacht tijdens de opleiding.
- Buiten de school is er wèl aandacht voor samenwerking; binnen de school ligt dit ingewikkeld.
De interacties over de samenwerking binnen het team bleken opvallend genoeg vooral plaats te vinden met mensen van buiten de school, zoals oud-studiegenoten van de pabo. Volgens de beginnende leraren wordt het spreken over de samenwerking binnen het schoolteam snel beschouwd als roddelen. Dit gebrek aan interacties op teamniveau maakt het voor verschillende beginnende leraren moeilijk om knelpunten in het eigen functioneren bespreekbaar te maken. De interacties op teamniveau werden voor de beginnende leraren ook bemoeilijkt, omdat zij niet mochten deelnemen in commissies binnen de school. Vanuit het schoolbestuur bleek de regel te zijn dat beginnende leraren zich moesten richten op de kwaliteit van hun lessen.
- De ondersteuning vanuit de school en schoolbestuur functioneert onvoldoende en is niet gericht op het vervullen van een professionele rol binnen de schoolorganisatie.
De interacties die gekenmerkt werden als ondersteuning vanuit de school of het schoolbestuur bleken hoofdzakelijk gericht op de pedagogische-didactisch vaardigheid van de beginnende leraar. De ondersteuning die aangeboden werd, sloot in de praktijk vaak niet aan bij de behoeften van de beginnende leraar. Voor de wijze waarop de ondersteuning van de beginnende leraar verbonden kon worden met de ontwikkeling van de schoolorganisatie bleek geen aandacht te zijn.
Conclusie
Bij de begeleiding en ondersteuning van deze zeven beginnende leraren is er minimale aandacht voor de bredere rol die leraren binnen de organisatie vervullen. Het eigen maken van de structuur en cultuur van de schoolorganisatie, het leren omgaan met en het vormgeven aan de professionele rollen die een leraar vervult binnen een schoolorganisatie: het wordt nagenoeg volledig overgelaten aan de beginnende leraar zelf. Doordat ook in de opleiding van leraren hiervoor onvoldoende aandacht is, zijn de beginnende leraren ook niet in staat om goed het gesprek te voeren over hun rol als lid van een schoolorganisatie. Dit lijkt een gemiste kans voor de ontwikkeling van zowel de beginnende leraar, als de school als organisatie. Meer onderzoek naar netwerken van beginnende leraren, dus ook in scholen van andere schoolbesturen, is van belang om hier meer vat op te krijgen.