Gedifferentieerd uitdagen van talent op school
Wendy Groen, november 2015
In dit evaluatie-onderzoek naar de waardering van het invoeringsproces van GUTS (zie titel) werden leerlingen, ouders, docenten en het management geïnterviewd. De inhoud van GUTS wordt door alle vier de groepen positief gewaardeerd, en er worden verbeteringsvoorstellen gedaan.
SAMENVATTING
In 2013 is Wolfert Tweetalig begonnen met een onderwijsvernieuwing genaamd GUTS (Gedifferentieerd Uitdagen van Talent op School). GUTS is bedoeld om de prestaties van leerlingen te verhogen zonder dat het plezier om te leren vermindert. Om dit te bereiken is een hogere overgangsnorm ingevoerd in combinatie met extra aandacht voor de ‘talentvakken’.
Dit onderzoek betreft een evaluatie gericht op de waardering van het invoeringsproces van GUTS door vier verschillende groepen, namelijk: leerlingen, ouders, docenten en management. Door middel van een procesevaluatie is systematisch informatie verzameld over het verloop van het implementatieproces van GUTS. Het doel van de evaluatie is om de uitvoering van GUTS op basis van de resultaten te kunnen verbeteren.
Er zijn diverse factoren die het verloop van een onderwijsverandering en schoolverbetering bepalen. Naast het stellen van doelen, zijn bijvoorbeeld draagvlak en betrokkenheid belangrijk voor een al dan niet succesvol verloop van een vernieuwing. Ook goede communicatie werkt bevorderend evenals het aan de betrokkenen overlaten van de keuze voor het invoeren van een vernieuwing (Berends et al., 2002; Datnow, 2000). Boonstra (2000) veronderstelt dat innovaties op gang worden gebracht door dialoog. Door het uitwisselen van kennis en onderzoek naar diverse opvattingen wordt een gedeelde toekomstverwachting gevormd. Een interventie die goed bij deze kern lijkt aan te sluiten, is Appreciative Inquiry (AI) (Nistelrooij & De Wilde, 2008). In dit onderzoek naar de waardering van het invoeringsproces van GUTS is deze positieve benadering van de AI-methode toegepast.
De resultaten van dit onderzoek zijn afkomstig van zeven groepsinterviews met leerlingen, ouders, docenten en managementleden die direct betrokken waren bij de implementatie van GUTS op WT. De theoretische onderbouwing uit de literatuurstudie diende als leidraad voor de ordening van de interviews in de vier fasen voor AI-gesprekken: Discovery, Dream, Design en Destiny (Cooperrider, 1986). Naast de resultaten van de gestandaardiseerde vragenlijst met gesloten vragen zijn ook citaten van respondenten uit de interviews weergegeven in dit onderzoek.
Uit de opbrengsten van de interviews van de vier groepen lijken de positieve ervaringen met GUTS te duiden op eigenaarschap, autonomie, het tonen van hetgeen geleerd is in de GUTS-lessen tijdens de presentatieavond en het samenwerken met gelijkgestemden uit verschillende niveaus en leerjaren. De inhoud van GUTS wordt door alle vier de groepen als hoogst gewaardeerd.
Op gebied van communicatie lijkt daarentegen veel niet goed te zijn gegaan. Leerlingen geven aan de communicatie en voorlichting over GUTS niet duidelijk te hebben gevonden en zijn van mening dat GUTS niet aansluit bij hun dagelijks leven. De resultaten vanuit de oudergroep bevestigen de onduidelijke communicatie en gebrek in aansluiting. Met uitzondering van de managementgroep is het merendeel van de respondenten van mening dat er niet voldoende naar hun mening is gevraagd. Nog minder van hen vond dat er voldoende naar hun mening is geluisterd.
In lijn met de opbrengsten uit de interviews, laten de resultaten van gestandaardiseerde vragenlijst zien dat de waardering voor GUTS door het management op alle gebieden het meest positief te noemen valt. Ouders lijken van alle groepen de implementatie van GUTS het minst te waarderen. Met uitzondering van het management, lijkt de implementatie van GUTS door de respondenten relatief laag te worden gewaardeerd.
De mogelijkheden om GUTS in de toekomst te verbeteren zijn nogal verschillend en sommige tevens tegenstrijdig van elkaar.
Het onderzoek heeft aanbevelingen opgeleverd ter verbetering van de betrokkenheid, communicatie, aansluiting en beleid door het ontwikkelen van communicatieplannen, het stellen van doelen, het helder maken van wat er van de betrokkenen verwacht wordt en wat de gewenste opbrengsten zijn. Aanvullend daarop zou het eveneens bevorderend kunnen werken de keuze voor het invoeren van GUTS over te laten aan de betrokkenen. De resultaten van de Dream-fase laten zien dat dit niet eenvoudig is aangezien er is geen eenduidig ideaalbeeld van GUTS onder de betrokkenen is. Het lijkt dan ook raadzaam dat de schoolleiding op basis van opgedane ervaringen en de door de vier verschillende groepen genoemde ideale toekomstbeelden voor GUTS een duidelijk plan van aanpak vastlegt ter verbetering van GUTS.
Niet het minst, zal, wanneer GUTS wordt voortgezet op WT, het essentieel zijn er voor te zorgen dat de leerlingen ervaren dat GUTS bij hen past. Het lijkt daarbij niet onlogisch leerlingen, net als ouders (Smit, 2011), als partners met docenten en management over GUTS te laten communiceren.
De resultaten van dit onderzoek nodigen uit tot vervolgonderzoek op gebied van docentpercepties en docentkennis van differentiatie en talentontwikkeling en op gebied van motivatie en percepties van leerlingen van de school. Daarnaast is het interessant te bezien of sinds het opschroeven van de norm naar een 7,0 met ingang van september 2013, leerlingen van WT vaker dan voorheen de hogere bevorderingsnorm ook halen. En welk effect de invoering van GUTS bij de gemiddelde leerling heeft gehad op zijn leerplezier.
Tot slot, lijkt het van belang voor de praktijk dat een effectievere samenwerking tussen de schoolleiders en werknemers van WT gerealiseerd wordt om GUTS (of iedere andere innovatie) in de toekomst te doen slagen. Ook zouden leerlingen, ouders, docenten en management als partners met elkaar in gesprek moeten gaan over onderwijs. Daarnaast kan, met het oog op de steeds hoger wordende toelatingseisen van universiteiten, het behalen van het beoogde resultaat (een significante verbetering van de gemiddelde cijfers van de leerlingen van WT) eveneens van groot belang zijn voor de praktijk.