De baas mogen zijn
Vorig schooljaar werd ik direct na de zomervakantie in het diepe gegooid. In september kwam ik op mijn werk en werd mij gevraagd per direct de waarnemend directeur te vervangen. Dat was nogal een onverwachte vraag, want vlak vóór de vakantie was ik gepasseerd voor taakuren als opleider in de school. Om eerlijk te zijn was ik mijn wonden nog aan het likken.
Onder het mom: vraag niet hoe het kan, maar geniet eraan, heb ik ‘ja’ gezegd, en ben snel mijn ego op gaan poetsen. Dat was niet eenvoudig, want leidinggeven vraagt toch om een zeker zelfvertrouwen en elan en daar was ik wel het een en ander van kwijtgeraakt.
Maar goed, twee weken later stond ik, zelf nog niet klaar voor de taak, met een kleine ploeg veelal nieuwe collega’s en een niet op elkaar ingespeeld MT de school te draaien. En ondertussen ook nog lesgevend. De directeur was namelijk met een aantal ervaren collega’s op werkweek. Dat dit niet zo soepel liep, lijkt mij achteraf een voorspelbaar resultaat. Met de dag nam de anarchie onder de leerlingen toe. Collega’s zaten met hun handen in het haar, veelal nog te kort bij ons werkend om te weten wat ze moesten doen om de zaak te bezweren. En ook ik voelde langzaam de stoom uit mijn oren komen. Ik had niet genoeg tijd en praktische ervaring om de boel te kalmeren. Want, niet alleen wisten wij als team nog niet goed hoe wij samen moesten werken, ook onze jongeren waren er niet klaar voor om mij in mijn nieuwe rol als ‘de directeur’ te zien. Zij zijn namelijk nogal één dimensionaal: als je de beeldend vormen docent bent, ben je dus niet de directeur.
Waar gewone jongeren gewend zijn respectvol en eerlijk gedrag te laten zien en op basis daarvan met alle vertrouwen met je gaan samenwerken, doen onze leerlingen dat namelijk niet. Beschadigde jongeren kiezen er veelal voor om je te observeren, te testen en dan pas te kiezen voor samenwerken. Steeds zijn ze op zoek naar: ben je te vertrouwen, ben je eerlijk, ga je in gesprek. En dat gaat niet zonder slag of stoot. Bij jongeren met externaliserende problematiek, gaan dan soms de tafels door de lucht; schreeuwend en weigerend gaan ze ten onder; ze trekken alles uit de kast. Met daarna altijd de vraag; wil je nog met me door of haak jij ook af. Zij hadden mij, zo kort in deze nieuwe rol, nog niet kunnen testen.
Dat gebeurde wel in de maanden er na, toen wij vaker met elkaar te maken hadden. Ik heb mij bewust veel laten zien in deze rol en moest incidenten oplossen, schorsen en sussen.
Een paar maanden later moest ik weer aan de bak: de directeur werd geopereerd en bleef twee weken weg. Ditmaal liep het al heel anders, ik had mijn maatregelen genomen. Ik was zelf meer gewend aan mijn rol, had gezorgd dat ik deels was uitgeroosterd en binnen het MT werd beter samengewerkt. Mijn functioneren leverde me van wat collega’s een badge op: een doodskop met ‘de baas’ eronder geschreven. Dat vond ik een mooi compliment.
Maar wat vooral hielp was dat de leerlingen mijn autoriteit accepteerden. Zij hadden mij leren kennen in mijn rol als directeur en er vertrouwen in gekregen dat ik zaken eerlijk afhandelde en niet automatisch partij koos voor mijn collega’s. Dat ik ook als directeur te vertrouwen ben en doe wat ik zeg. Dat leverde mij credits op en zorgde er ook voor dat ik moeilijke zaken soms juist dankzij hun bemiddeling min of meer in harmonie op kon lossen.
Want wat heb ik geleerd van onze leerlingen? Ik ben niet de baas, ik mag de baas zijn. Omdat zij dat willen. Dat is toch een prachtig compliment.
Floor Bos, waarnemend directeur
Floor volgde in 2017-2018 de NSO-CNA schoolleidersopleiding Basisbekwaam. Deze blog schreef zij als onderdeel van de opleiding.